Ondernemerschap in familiebedrijven en de raad van bestuur
In het kader van het GUBERNA Research Partnership dat we afgesloten hebben met het Research center for Entrepreneurship and Family Firms (RCEF) van de UHasselt, delen we graag de samenvatting van het onderzoek van RCEF naar ondernemerschap in familiebedrijven en de raad van bestuur.
Intentie en gedrag: Een belangrijk verschil
Uit vroeger onderzoek is gebleken dat iemands gedrag best verklaard kan worden door de intentie die deze persoon heeft om dat gedrag te stellen. Denk bijvoorbeeld aan het opstarten van een bedrijf, een duidelijk voorbeeld van intentioneel-gedrag waarbij het hebben van een duidelijke start-up intentie noodzakelijk is om ook effectief een bedrijf te starten. Niemand start echter ‘per ongeluk’ een bedrijf. De Theory of Planned Behavior richt zich daarom voornamelijk op het bestuderen van deze intentie eerder dan het analyseren van effectief gedrag en gaat er dus impliciet vanuit dat er een sterk positief verband bestaat tussen intentie en gedrag.
Recent onderzoek bevestigt het verband tussen intenties en acties maar nuanceert dit enigszins. Hoewel het hebben van een duidelijke intentie dé belangrijkste voorspeller is van het beoogde gedrag, zijn er in de psychologische literatuur een heel aantal factoren gedetecteerd die ervoor kunnen zorgen dat intenties niet (of niet volledig) worden omgezet in gedrag. Denk hier bijvoorbeeld aan de goede voornemens die mensen maken voor het nieuwe jaar. De intentie om te stoppen met roken of méér te sporten wordt al te vaak in de kiem gesmoord. In de academische literatuur spreekt men in dat geval van een “intention-behavior gap”.
Uit vroeger onderzoek is gebleken dat iemands gedrag best verklaard kan worden door de intentie die deze persoon heeft om dat gedrag te stellen. Denk bijvoorbeeld aan het opstarten van een bedrijf, een duidelijk voorbeeld van intentioneel-gedrag waarbij het hebben van een duidelijke start-up intentie noodzakelijk is om ook effectief een bedrijf te starten. Niemand start echter ‘per ongeluk’ een bedrijf. De Theory of Planned Behavior richt zich daarom voornamelijk op het bestuderen van deze intentie eerder dan het analyseren van effectief gedrag en gaat er dus impliciet vanuit dat er een sterk positief verband bestaat tussen intentie en gedrag.
Recent onderzoek bevestigt het verband tussen intenties en acties maar nuanceert dit enigszins. Hoewel het hebben van een duidelijke intentie dé belangrijkste voorspeller is van het beoogde gedrag, zijn er in de psychologische literatuur een heel aantal factoren gedetecteerd die ervoor kunnen zorgen dat intenties niet (of niet volledig) worden omgezet in gedrag. Denk hier bijvoorbeeld aan de goede voornemens die mensen maken voor het nieuwe jaar. De intentie om te stoppen met roken of méér te sporten wordt al te vaak in de kiem gesmoord. In de academische literatuur spreekt men in dat geval van een “intention-behavior gap”.
Ook in familiebedrijven
Recent onderzoek[1] van het Research Center for Entrepreneurship & Family Firms (RCEF) aan de UHasselt heeft aangetoond dat dergelijke intention-behavior gap ook bestaat in familiebedrijven. Uit data vergaard bij 223 Vlaamse familiebedrijven blijkt dat heel wat Vlaamse familiebedrijven sterke ondernemende intenties hebben maar dat deze intenties niet steeds geïmplementeerd worden zoals voorzien. Enkele voorbeelden van deze intention-behavior gap in familiebedrijven zijn: het uitstellen van een geplande investering in R&D, het voorziene budget voor een risicovolle investering terugschroeven, of minder drastische innovaties doorvoeren dan initieel gepland. Hoewel heel wat Vlaamse familiebedrijven dus wel degelijk ambitieuze ondernemingsplannen hebben, zorgt de intention-behavior gap ervoor dat er heel wat ondernemend potentieel verloren gaat.
De voornaamste reden die de onderzoekers in hun studie naar voren schuiven ter verklaring van deze intention-behavior gap in familiebedrijven is het fenomeen ‘bifurcation bias’.
Bifurcation bias als emotionele heuristiek
Bifurcation bias is een fenomeen dat vooral voorkomt bij familiebedrijven en wordt gedefinieerd als “de facto asymmetrische behandeling van familiale activa versus niet-familiale activa”. Wanneer de besluitvormers in familiebedrijven steeds de voorkeur geven aan familieleden of familiale bezittingen ongeacht hun objectieve waarde, spreekt men van bifurcation bias. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer men familieleden standaard beter gaat verlonen dan niet-familieleden of wanneer men een oud, aftands familiaal bedrijfspand verkiest boven een goedkoper modern bedrijfspand zonder familiale geschiedenis. Dergelijke beslissingen zijn gebaseerd op emoties en gevoelens eerder dan rationele bedrijfseconomische logica. Wanneer bifurcation bias zeer sterk aanwezig is in een familiebedrijf, zullen familiale besluitvormers niet meer in staat zijn een objectieve afweging te maken tussen familiale en niet-familiale zaken en zal men bijgevolg een te hoge waarde hechten aan bepaalde familiale medewerkers, een familiaal recept, een familiale productiesite, of familiaal vastgoed waar men bepaalde herinneringen aan heeft. Zelfs wanneer deze beslissingen negatieve gevolgen hebben voor de bedrijfsprestaties, zal deze emotionele manier van beslissingen nemen de bovenhand nemen. Bifurcation bias kan er dus voor zorgen dat de emotionele waarde van familiale activa of familiale medewerkers dermate groot is in de ogen van de besluitvormers dat men geen afscheid wil nemen van deze zaken.
Het gevaar van emotionele besluitvorming
Wanneer de besluitvorming in familiebedrijven te fel gedreven is door bovenstaande emotionele heuristieken, zal dit de uitvoering van ondernemende intenties bemoeilijken. Uit het onderzoek van RCEF blijkt dat de intention-behavior gap het grootst is bij familiebedrijven met een hoge mate van bifurcation bias. Dit betekent dat hoewel deze familiebedrijven vaak oprecht grote plannen hebben om te innoveren en te groeien, dat deze ambitieuze plannen niet of slechts deels verwezenlijkt worden vanwege bifurcation bias in de besluitvorming.
“Investeren in een nieuwe productlijn of het innoveren van een bestaand product of dienst vraagt niet enkel een financiële investering maar ook toewijding en ondernemerschap op verschillende niveaus in de organisatie. Wanneer medewerkers het gevoel krijgen dat de besluitvormers in een familiebedrijf te fel gedreven zijn door emotionele heuristieken bestaat het gevaar dat men inboet aan creativiteit of zelf gedemotiveerd geraakt. Het spreekt voor zich dat dit de implementatie van ondernemende ideeën binnen het familiebedrijf bemoeilijkt. Het management mag dan nog voldoende financiële middelen hebben, het menselijk kapitaal in de organisatie zal moeten zorgen voor de implementatie van de ondernemende ideeën. Van zodra dit menselijk kapitaal het gevoel krijgt dat emotionele heuristieken van het topmanagement te fel de bovenhand nemen, gaan mensen afhaken. De resultaten van ons onderzoek suggereren dan ook dat bifuraction bias een dooddoener is in de implementatie van ondernemende intenties in familiebedrijven.” zegt Professor Schepers.
De raad van bestuur als belangrijk advies- en controleorgaan.
Zijn emotionele heuristieken ten gevolge van bifurcation bias dan altijd uit den boze? Het antwoord is neen. Professor Schepers geeft aan dat deze familiale vooringenomenheid soms ook zijn charmes heeft. Onderzoek toont aan dat het familiale karakter van een bedrijf zelfs enorme voordelen heeft, die het ondernemerschapsproces net ten goede kunnen komen. Denk maar aan het lange termijnkarakter van vele familiebedrijven. Dat is iets wat vandaag de dag, in tijden van crisis, net een differentiator kan zijn ten opzichte van niet-familiebedrijven om bepaalde investeringen net wél door te voeren. Het onderzoek van RCEF toont aan dat een goede raad van bestuur cruciaal is om de nadelige effecten van bifurcation bias te voorkomen. “Onze resultaten tonen aan dat een goed functionerende raad van bestuur met externen ervoor kan zorgen dat de intention-behavior gap verkleint. Externen in de raad van bestuur brengen vaak nieuwe perspectieven en inzichten rond de tafel die de blik van de huidige familiale beslissingsnemers verruimen. Daarnaast vervullen externen in de raad van bestuur niet alleen een belangrijke adviserende rol maar zorgen ze ook voor een bepaalde professionaliteit in het familiebedrijf. Ze vervullen namelijk een belangrijke controlerol en houden zo de familie verantwoordelijk voor de gekozen strategie. Deze objectieve blik op de organisatie voorkomt dat emotionele heuristieken ten gevolge van bifurcation bias de bovenhand nemen en dat ondernemend potentieel verloren gaat. Onze resultaten tonen aan dat de intention-behavior gap significant kleiner is bij familiebedrijven met minstens één externe bestuurder in de raad van bestuur.”
Uit dit recent onderzoek kan men dus 3 belangrijke conclusies trekken.
Ten eerste, is het overduidelijk dat er voldoende ondernemend potentieel aanwezig is bij onze Vlaamse familiebedrijven. Dit goede nieuws blijkt uit de ambitieuze ondernemende intenties die 223 Vlaamse familiebedrijven lieten optekenen.
Ten tweede, kan men stellen dat dit ondernemend potentieel jammer genoeg al te vaak onbenut blijft. Uit de resultaten blijkt dat een intention-behavior gap ontstaat bij familiebedrijven waar de besluitvorming te fel beïnvloed wordt door emotionele heuristieken ten gevolge van bifurcation bias. Het blijkt namelijk dat wanneer familiebedrijven bij het nemen van beslissingen steeds de voorkeur geven aan familieleden of familiale bezittingen ongeacht hun objectieve waarde, dat dit voor inefficiënties kan zorgen met een intention-behavior gap tot gevolg.
Ten derde, kunnen we concluderen dat het aanstellen van een raad van bestuur met externen ervoor kan zorgen dat familiebedrijven met ondernemende intenties hun potentieel tóch optimaal kunnen benutten. De resultaten tonen aan dat familiebedrijven met externen in de raad van bestuur een kleiner risico lopen op de zogenaamde intention-behavior gap. De voornaamste reden hiervoor is de objectieve kijk van externen in de raad van bestuur en de manier waarop ze de familie verantwoordelijk houden voor het uitvoeren van hun ondernemende plannen.
Meer info? jelle.schepers@uhasselt.be
[1] Schepers, J., Voordeckers, W., Steijvers, T., & Laveren, E. (2021). Entrepreneurial intention-action gap in family firms: bifurcation bias and the board of directors as an economizing mechanism. Eurasian Business Review, 1-25.