Themes
  • General
  • Remuneration
Organisation type
  • Public sector
Datum

Vorig jaar deze tijd bevonden de intercommunales zich in het oog van de storm. Zeer grote raden van bestuur, een ondoorzichtige kluwen aan participaties en enkele schandalen rond vergoeding zorgden voor een hevig debat. Biedt het nieuwe Decreet Lokaal Bestuur een antwoord op dit debat? Dat zal de toekomst moeten uitwijzen, maar het staat vast dat het Decreet de intercommunales uitdaagt op vlak van ‘goed bestuur’. GUBERNA licht er enkele uitdagingen uit.

Een eerste uitdaging is de opgelegde omvang van maximum 15 bestuurders in een raad van bestuur. Veel gemeenten hebben hier waarschijnlijk al op gevloekt. Hoe moeten wij nu omgaan met de democratische vertegenwoordiging in de raden van bestuur van ‘onze’ intercommunales? Dit is een begrijpelijke bezorgdheid, maar GUBERNA juicht deze bepaling toe. Het daagt gemeenten uit om een raad van bestuur niet langer te beschouwen als een soort van gemeenteraad, waar iedereen de gemeentelijke belangen probeert te verdedigen. De raad van bestuur hoort enkel op het belang van de intercommunale te focussen. Wel spijtig dat men bij de zitpenning niet verder gegaan is dan de parallel met een gemeenteraadslid. Het Decreet poogt mistoestanden op vlak van vergoeding onmogelijk te maken en dit onderschrijven we natuurlijk volledig, maar het debat rond vergoeding had ook verantwoordelijkheid en inzet moeten meenemen. Een professionele uitvoering van een bestuursmandaat betekent verantwoordelijkheid en een grote tijdsinvestering (zeker voor de grote intercommunales), dus had men daarover niet moeten debatteren in plaats van simpelweg het plafond te leggen op de vergoeding voor een gemeenteraadslid?

Het democratische vraagstuk mag en kan natuurlijk niet uit het oog verloren worden. Het Decreet verliest het belang van de gemeente/aandeelhouder ook niet uit het oog. Parallel aan de aanbevelingen van GUBERNA, wordt namelijk voorzien in de mogelijkheid tot oprichting van een algemeen comité om de contacten tussen raad van bestuur en die gemeenten te faciliteren en te optimaliseren. De noden van de gemeenten zijn essentiële input voor de raad van bestuur, maar het verdedigen ervan is niet de essentie van een raad van bestuur. Die krijtlijn wordt nu helder gesteld in het Decreet.

Daarenboven voorziet het Decreet ook niet langer in het oprichten van een directiecomité. Nog een krijtlijn die dringend helder moest worden gesteld, maar ook een uitdaging voor de intercommunales. Het daagt de bestuurders uit om het karakter van de raad van bestuur te respecteren, namelijk een collegiaal orgaan waar beslissingen genomen worden in consensus. De oprichting van een directiecomité, waar een deel van de bestuurders in zetelden, gaf vaak aanleiding tot een raad van bestuur op twee snelheden en een uitholling van de besluitvormings- en beslissingsbevoegdheid van de raad van bestuur. Het was ook vaak een noodzakelijk kwaad omwille van de zeer omvangrijke raden van bestuur, dus in feite zou de beperking in omvang ervoor moeten zorgen dat dit geen uitdaging meer is.

Vervolgens voorziet het Decreet in de mogelijkheid om onafhankelijke bestuurders aan te stellen. Dit is niet zozeer een uitdaging, aangezien het niet verplicht wordt, maar wel een enorme opportuniteit. Tijdens heel het debat werd vaak vergeten dat vele intercommunales zelf vragende partij zijn om hun organisatie optimaal te besturen. Het aanstellen van onafhankelijke bestuurders kan hen hierbij helpen, want het wordt binnen goed bestuur als een succesrecept gezien om de focus scherp te stellen op het belang van de organisatie, om onafhankelijkheid ten opzichte van tal van deelbelangen te waarborgen en om ontbrekende expertise binnen te brengen die onder de representatieve bestuurder niet kan gevonden worden. Het Decreet benadrukt dat het moet gaan om een open oproep tot kandidaatstelling en dat deze oproep naast de onafhankelijkheidsvereisten, de vereisten op vlak van bekwaamheden, kennis en ervaring moet weergeven. Het is lovenswaardig dat men benadrukt dat het moet gaan om een open oproep, wat meteen de juiste toon zet voor het aantrekken van echt onafhankelijke bestuurders. Deze bepaling is wel zeer vrijblijvend, dus we hopen dan ook dat dit bij de komende verkiezingen geen dode letter blijft, maar dat intercommunales meteen gebruik gaan maken van deze optie.

Tot slot, wordt ook bepaald dat elke intercommunale een ‘Code voor Goed Bestuur’ moet opstellen. GUBERNA was voorstander om te werken met een Referentiecode zoals voor de Vlaamse Universiteiten. Hoewel de Code daar als referentietekst geldt, wordt toch de bestuurlijke autonomie van de universiteiten gerespecteerd. Deze referentiecode biedt immers elke universiteit de flexibiliteit om de bestuursbepalingen toe te passen dan wel aan te geven waarom zij beslist heeft daarvan af te wijken (het zogenaamde ‘pas toe of leg uit’ principe). Een dergelijke Referentiecode voor intercommunales zou voldoende autonomie en flexibiliteit garanderen, maar eveneens garanderen dat elke intercommunale aandacht heeft voor de basisprincipes van goed bestuur, dat vergelijking mogelijk is, met een grotere transparantie tot gevolg. De overheid heeft tot op heden nog niet voor deze optie gekozen, maar het feit dat elke intercommunale een Code voor Goed Bestuur dient te ontwikkelen, biedt natuurlijk wederom de mogelijkheid aan de intercommunales om hun governance te organiseren volgens de beste praktijken. De combinatie van ‘moeten’ en ‘mogen’ daagt de intercommunales uit om een professioneel bestuursmodel te ontwikkelen, bevolkt met competente en complementaire profielen helemaal in lijn met de beste bestuurspraktijken. Volgend jaar deze tijd afspraak voor een eerste evaluatie.