Voices from our academic community - Het wettelijk kader en governance-uitdagingen voor VZW's en stichtingen in België
In zijn doctoraat onderzocht dr. Bram Van Baelen, advocaat bij Impact Advocaten, het wettelijk kader van de VZW en stichting, de twee belangrijkste non-profit rechtsvormen naar Belgisch recht. Het onderzoek verfijnt het wettelijk kader van VZW’s en stichtingen en brengt de mogelijke valkuilen op het vlak van governance in kaart. Vooral wat betreft de controle en toezicht op het bestuursorgaan van VZW’s en stichtingen, kunnen er hiaten ontstaan. Het onderzoek doet daarbij ook een aantal suggesties om een “noodrem” bij het falen van de governance op te vangen.
Verfijning van het juridisch kader voor de VZW en stichting
VZW’s en stichtingen zijn doelgebonden vermogens. De middelen van de VZW of stichting zijn bedoeld voor de verwezenlijking van het belangeloos doel waarvoor de VZW of stichting is opgericht.
Het eerste deel van zijn onderzoek focuste op de toegelaten verrichtingen en het belangeloos doel. Het is een veelvoorkomende misvatting dat een VZW of stichting geen winst mag maken. Dat is niet correct. VZW’s en stichtingen mogen wél winst maken, maar mogen geen (winst)uitkeringen doen aan haar leden, bestuurders of stichters. Op dat punt verschillen VZW’s en stichtingen immers van vennootschappen, aangezien dit bij hen net wel de bedoeling is (bv. via dividenden).
Een eerste aandachtspunt daarbij is dat eventuele (winst)uitkeringen ook niet “vermomd” kunnen gebeuren, via overeenkomsten tussen VZW resp. stichting en haar bestuurder, lid of andere betrokkene. Dit zou immers het uitkeringsverbod uithollen. Een typisch voorbeeld hiervan is een huurovereenkomst tussen VZW en één van haar bestuurders, waarbij de VZW een huurprijs betaalt aan de bestuurder die hoger is dan wat een marktconforme huurprijs zou zijn. Ook andere voorbeelden zijn denkbaar: een lening tussen bestuurder-VZW, licentieovereenkomsten, dienstverleningsovereenkomsten. Overeenkomsten tussen VZW/stichting en bestuurders of leden zijn voor alle duidelijkheid niet verboden, maar moeten wel tegen een marktconforme prijs worden afgesloten.
Een tweede element is dat VZW’s en stichtingen een belangeloos doel moeten nastreven. De term “belangeloos doel” zelf is niet afgebakend door de wetgever, waardoor er in de praktijk verwarring kan ontstaan over de precieze invulling ervan. Het onderzoek toont aan dat het “belangeloos doel” vrij ruim moet worden ingevuld en in feite elke doel mag zijn, in zoverre dat het werkelijke doel niet het doen van uitkeringen of verrijken van haar bestuurders, leden of stichters inhoudt. Vandaar ook dat er onder het huidige recht geen bezwaar bestaat om een lobbyorganisatie voor financiële instellingen als VZW op te richten, net zoals een stichting als administratiekantoor kan worden gebruikt.
Governance van VZW en stichtingen
In het tweede deel ging het onderzoek dieper in op het verenigings- of stichtingsbelang en de moeilijkheden bij de handhaving ervan. Bestuurders moeten bij hun beslissingen steeds handelen in het belang van de VZW of stichting. Ze beheren immers het vermogen van iemand anders (de VZW of stichting), en niet hun eigen vermogen. Aangezien het belangeloos doel de bestaansreden van de VZW of stichting is, vormt dit een belangrijk kompas bij het nemen van beslissingen en bij de invulling van het verenigings- en stichtingsbelang.
Op het vlak van handhaving kunnen er vooral bij VZW’s problemen ontstaan. Bij VZW’s is de algemene vergadering bevoegd om toezicht te houden op het bestuursorgaan en de naleving van het verenigingsbelang, naar analogie met de rol van de algemene vergadering bij vennootschappen.
Toch is er een fundamenteel verschil. Bij vennootschappen ligt deze controle bij de aandeelhouders. Zij stemmen op de algemene vergadering over de aanstelling, het ontslag en de kwijting van bestuurders, de jaarrekening, statutenwijzigingen, etc. Aandeelhouders hebben daarbij een duidelijke prikkel om toezicht te houden: hoe “beter” het bestuursorgaan presteert, hoe meer “winst” er voor hen overblijft. Leden van een VZW hebben die prikkel veel minder sterk, aangezien bij een VZW in de eerste plaats het belangeloos doel profiteert van een “goede” werking van het bestuursorgaan.
Het onderzoek kwam – kort samengevat – tot een onderscheid tussen “ledengebonden VZW’s” en “instellingsgebonden VZW’s”.
Bij ledengebonden VZW’s ervaren de leden van de algemene vergadering een zekere prikkel. Dit kan het geval zijn omdat de leden zelf begunstigden zijn van het belangeloos doel. Bijvoorbeeld, leden van een belangenorganisatie-VZW hebben er belang bij dat de VZW goed wordt beheerd, aangezien zij zelf de uiteindelijke begunstigden zijn. Een andere mogelijkheid is dat de leden zelf de financier zijn van de werking van de VZW. Ook hier ter illustratie: leden van een natuurbeschermings-VZW financieren met hun lidgeld de projecten van de VZW. Zij hebben er alle belang bij dat hun donaties of lidgelden goed worden besteed en zullen vanuit dat oogpunt toezicht willen houden op het bestuursorgaan.
Bij instellingsgebonden VZW’s daarentegen hebben de leden van de VZW geen prikkel om toezicht uit te oefenen, omdat zij noch de werking van de VZW financieren, noch begunstigden zijn. De leden van een welzijnsvoorziening-VZW zijn geen begunstigden van de werking van de VZW (zoals klanten of patiënten) en zijn ook geen financiers van de VZW (zoals een subsidieverlenende overheid). In dergelijke gevallen is men voor controle en toezicht door de algemene vergadering afhankelijk van de plichtsbewustheid van de leden zelf.
Een stap verder – maar zeker niet ongewoon in de praktijk – is de situatie waarbij de bestuurders tevens de leden van de algemene vergadering zijn. Dit fenomeen noemt men autocontrole of autogecontroleerde VZW’s. Juridisch gezien is er sprake van een algemene vergadering, maar in de praktijk bestaan de twee organen uit dezelfde mensen. Bij wanbeheer op het niveau van het bestuursorgaan staan buitenstaanders vaak machteloos, aangezien enkel de algemene vergadering bevoegd is om nieuwe bestuurders te benoemen. De facto is er in dergelijke gevallen geen sprake meer van toezicht op het bestuursorgaan.
Eén van de conclusies van het onderzoek was dat bij instellingsgebonden VZW’s en autogecontroleerde VZW’s er minder terughoudendheid zou moeten zijn bij rechterlijk ingrijpen bij wanbeheer. Daarnaast deed het onderzoek ook een aantal voorstellen voor een wetswijziging, om zo de governance bij VZW’s en stichtingen te versterken.
Het volledige doctoraat zal tegen de zomer van 2025 gepubliceerd worden in boekvorm. Hou dus zeker onze kanalen in de gaten.
De Auteur
-
Dr. Bram Van Baelen