Themes
  • CAP2030
  • ESG - Responsible Shareholders & Stakeholders
  • Sustainability
Organisation type
  • Cooperative
  • Financial sector
  • Family Business
  • Hospital sector
  • Listed Company
  • Partnership
  • Public sector
  • SME
  • Social Profit
  • Sports sector
  • Start-up/ Scale-up
  • Other
Datum

Na maanden van moeizame onderhandelingen hebben de Europese onderhandelaars eindelijk overeenstemming bereikt over de "richtlijn inzake de zorgplicht van bedrijven op het gebied van duurzaamheid". Volgens deze nieuwe Europese wetgeving moeten grote bedrijven ervoor zorgen dat ze niet alleen binnen hun eigen activiteiten, maar ook binnen hun toeleveringsketen, voldoen aan normen voor milieu, mensenrechten en goed bestuur. In dit artikel geven we een overzicht van de nieuwe regels en hun mogelijke implicaties voor raden van bestuur.

Van een rapportageverplichting naar een 'actieverplichting'

De zogenaamde "due diligence"-richtlijn (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, of CS3D) markeert een verandering van paradigma in het beleid van de Europese Unie op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tot nu toe hadden de autoriteiten van de EU al maatregelen genomen (waaronder de bekende 'CSR Directive' over duurzaamheidsrapportage), maar deze beperkten zich vooral tot een transparantieplicht: bedrijven moesten informatie publiceren over hun milieu- en sociale impact, evenals eventuele maatregelen om negatieve impact te verminderen. Maar bedrijven waren niet verplicht om actief maatregelen te nemen om potentiële of feitelijke negatieve impact te verminderen. De logica achter deze transparantieplicht was dat investeerders en andere belanghebbenden, door goed geïnformeerd te zijn over de ESG-impact van bedrijven, in staat zouden zijn om druk uit te oefenen op bedrijven om hun praktijken te veranderen. Bijvoorbeeld, investeerders die kiezen voor deugdzame investeringen vergemakkelijken financiering voor als duurzaam beschouwde bedrijven, terwijl bedrijven die minder respectvol zijn tegenover het milieu of de mensenrechten het moeilijker zullen hebben om financiering te vinden.

De CS3D-richtlijn gaat echter een stap verder door bedrijven een positieve actieverplichting op te leggen. In 2022 was de Europese Commissie hierover al duidelijk in haar communicatie: "bedrijven moeten de zorgplicht integreren in hun beleid; de werkelijke of potentiële negatieve impact op mensenrechten en het milieu identificeren; potentiële negatieve impact voorkomen of verminderen; en de werkelijke impact beëindigen of minimaliseren; (...)".

Om deze reden spreekt een artikel van Cleary Gottlieb (2021) van een verschuiving van een "plicht tot openbaarmaking" naar een "plicht tot handelen". Dezelfde auteur stelt trouwens dat de transparantieplicht en de verplichting om actie te ondernemen complementair zijn: belanghebbenden, investeerders en regelgevers, aan de ene kant, kunnen de effectiviteit van de acties van bedrijven alleen beoordelen als vergelijkbare, betrouwbare en relevante duurzaamheidsrapporten beschikbaar zijn. Bedrijven daarentegen zullen in staat zijn om informatie op een passende manier openbaar te maken, zonder zich schuldig te maken aan greenwashing, alleen als hun acties daadwerkelijk en correct worden uitgevoerd.

Identificeren, voorkomen, corrigeren

De verplichtingen die voortvloeien uit de CS3D-richtlijn kunnen worden samengevat in deze drie werkwoorden: identificeren, voorkomen, corrigeren.

Bedrijven zullen bijvoorbeeld een beleid van redelijke zorgvuldigheid moeten opstellen op het gebied van milieu, mensenrechten en verantwoord bestuur. De behandelde onderwerpen zijn divers, zoals kinderarbeid, slavernij, arbeidsuitbuiting, vervuiling, ontbossing, overmatig waterverbruik of schade aan ecosystemen.

Bedrijven moeten ook voldoen aan de volgende verplichtingen:

  • Het identificeren van de negatieve (werkelijke en potentiële) effecten van hun activiteiten op het milieu en de mensenrechten, maar ook die van hun "zakelijke partners", waaronder leveranciers en klanten.

  • Het voorkomen van potentiële negatieve effecten. Dit omvat bijvoorbeeld het verkrijgen van contractuele verzekeringen, het ondersteunen van leveranciers, het doen van investeringen, of het opstellen van preventieve actieplannen.

  • De verplichting om te corrigeren van geconstateerde negatieve effecten. Dit betekent dat het bedrijf corrigerende maatregelen moet nemen om de geïdentificeerde problemen te beëindigen. Dit kan in samenwerking met de betrokken partner gebeuren. Het beëindigen van een zakelijke overeenkomst moet alleen als laatste redmiddel worden overwogen.

Een ander belangrijk aspect van de richtlijn heeft betrekking op het beperken van klimaatverandering: bedrijven moeten een plan aannemen dat garandeert dat hun model in overeenstemming is met de inspanningen om de opwarming van de aarde tot 1,5 °C te beperken. Deze verplichting verwijst expliciet naar het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015.

Europa

Ten slotte is het interessant op te merken dat de richtlijn bedrijven verplicht tot betrokkenheid van belanghebbenden gedurende het hele proces van redelijke zorgvuldigheid. De richtlijn specificeert niet hoe deze 'betrokkenheid' moet plaatsvinden, maar voegt er wel aan toe dat bedrijven mechanismen moeten opzetten voor kennisgeving en klachten van betrokken belanghebbenden.

Om de naleving van deze verschillende verplichtingen te waarborgen, moeten lidstaten sancties en controlemechanismen toepassen.

Een richtlijn beperkt tot grote ondernemingen, maar...

Het is vermeldenswaard dat de CS3D-richtlijn alleen van toepassing zal zijn op (zeer) grote bedrijven, namelijk die met een wereldwijde omzet van meer dan 450 miljoen euro en meer dan 1000 werknemers. Volgens een artikel van Euractiv betekent dit dat slechts 0,05% van de bedrijven in Europa aan de verplichtingen zal moeten voldoen.

Dit aantal is een verlaging van 70% ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Europese medewetgevers. Het is eigenlijk een compromis om tegemoet te komen aan lidstaten die vreesden dat de richtlijn een onevenredige administratieve last voor bedrijven zou betekenen. Sommige zogenaamde "hoogrisicosectoren" worden ook uitgesloten van de uiteindelijke overeenkomst, terwijl de implementatie in fasen zal plaatsvinden. We kunnen dus zeggen dat de uiteindelijke tekst sterk is afgezwakt ten opzichte van de oorspronkelijke ambitie, wat kritiek heeft opgeroepen van bepaalde organisaties (zie bijvoorbeeld het standpunt van WWF).

Betekent dit echter dat kleine bedrijven zich geen zorgen hoeven te maken? Volgens een studie van de Europese Commissie (2023) zouden MKB-bedrijven wel indirect worden beïnvloed door de wetgeving, omdat grote bedrijven die onder de richtlijn vallen, van kleine bedrijven in hun zakelijke keten zullen eisen dat ze informatie verstrekken en aan bepaalde eisen voldoen die voortvloeien uit de richtlijn. Het is dan ook om deze reden dat de CS3D-richtlijn steunmaatregelen voor MKB's voorziet.

Bovendien bevat de tekst van de CS3D-richtlijn "herzieningsclausules". Deze voorzien in de mogelijkheid van een toekomstige herziening van de reikwijdte van de richtlijn, wat de weg vrijmaakt voor de toepassing van de regels op een groter aantal bedrijven (met name in bepaalde hoogrisicosectoren en in de financiële sector).


Welke gevolgen heeft dit voor raden van bestuur?

Het oorspronkelijke richtlijnvoorstel voorzag specifiek in nieuwe verplichtingen voor bestuurders. Deze verplichtingen omvatten het opzetten en toezicht houden op due diligence-processen en het integreren van due diligence in de bedrijfsstrategie. Bovendien eiste de tekst dat bestuurders rekening houden met de gevolgen van hun beslissingen voor mensenrechten, klimaatverandering en milieu.

Deze bepalingen zijn echter geschrapt uit de uiteindelijke overeenkomst. Een van de argumenten was dat de diversiteit van nationale juridische regimes met betrekking tot de verplichtingen van bestuurders het moeilijk maakte om tot harmonisatie te komen. Dit argument werd ondersteund door een recent onderzoek van ecoDa en Allen & Overy (2023).

Zelfs in afwezigheid van dergelijke bepalingen in de richtlijn, zij eraan herinnerd dat het Belgische recht een "algemene zorgplicht" van bestuurders voorziet (niet te verwarren met de zorgplicht of waakzaamheid van bedrijven die door de richtlijn wordt gecreëerd). Dit betekent dat bestuurders met zorgvuldigheid en oplettendheid moeten handelen, en in het beste belang van de organisatie moeten handelen. Het in acht nemen van andere belanghebbenden in de waardeketen van het bedrijf kan deel uitmaken van deze 'zorgplicht' voor zover het belang van het bedrijf en zijn aandeelhouders in het geding is, zoals uitgelegd in het eerder genoemde onderzoek van ecoDa en Allen & Overy.

Los van de zuiver juridische aspecten nodigt de Belgische Corporate Governance Code bestuurders uit om duurzame waardecreatie na te streven. Om dit te bereiken, moet de raad van bestuur een inclusieve benadering ontwikkelen die de belangen en legitieme verwachtingen van de aandeelhouders en die van andere belanghebbenden in evenwicht brengt. Het is ook aan de raad van bestuur om toezicht te houden op de acties die door het management worden ondernomen, met name met betrekking tot de naleving van de wettelijke kaders.

Op basis van deze bevindingen hebben bestuurders van grote bedrijven die onder de CS3D-richtlijn vallen, er alle belang bij om zich te informeren over de verplichtingen die voortvloeien uit deze richtlijn en om de uitvoering van het due diligence-beleid door het management nauwlettend te volgen. Zelfs in bedrijven die niet rechtstreeks onder de richtlijn vallen, is voortdurende waakzaamheid van bestuurders ten aanzien van duurzaamheidskwesties in de waardeketen een 'must'.

Conclusie

In dit artikel hebben we de nieuwe richtlijn inzake de zorgplicht van bedrijven op het gebied van duurzaamheid besproken. Dit houdt in dat grote Europese bedrijven een beleid van "redelijke zorgvuldigheid" moeten ontwikkelen op het gebied van milieu en mensenrechten, en verplicht zijn om de negatieve impact van hun activiteiten en die van hun zakelijke partners te identificeren, te voorkomen en te corrigeren.

Hoewel de richtlijn alleen van toepassing is op zeer grote bedrijven, zal deze een indirecte invloed hebben op het MKB. Bovendien worden bestuurders niet rechtstreeks beïnvloed, maar moeten zij ervoor zorgen dat zij voldoende geïnformeerd zijn en toezicht houden op de uitvoering van het beleid van redelijke zorgvuldigheid door het management.